Avonturen in ijltempo
Het avontuur van Keye
De terugkeer van Keye
Katern XX, Fol. 178r-187v van de beroemde Lancelotcompilatie is in zijn geheel gevuld met de tekst van Walewein ende Keye. De laatste regel van de tekst luidt toepasselijk: Nu latic dese tale wesen, waarna direct op het eerste blad van katern XXI, in dezelfde inktkleur, de overgang volgt naar Lanceloet en het hert met de witte voet (voortaan Witte Voet), de volgende tekst in de compilatie. Het katern met Walewein ende Keye is een compleet quinio, maar het is geen regelmatig katern. Het bestaat uit van vier bifolia en twee losse kimbladen (F. 185 en 187). De bladen zijn beschreven met kolommen van eenenzestig regels, een enkele keer zijn dit er tweëenzestig, bij vergissing of als dit beter uitkwam.
De samenstelling van de codex is het werk van een anonieme ‘architect’, die in het onderzoek wordt aangeduid als compilator. Sinds begin negentiende eeuw gaan er stemmen op om deze persoon te identificeren als Lodewijk van Velthem, auteur van onder andere de Vijfde Partie van de Spiegel historiael en de Merlijncontinuatie.1 Zijn naam staat als colofon op het laatste blad van de Lancelotcompilatie in de hand van de belangrijkste van de vijf kopiisten. Deze kopiist, bekend als kopiist B, was vermoedelijk de leider van het collectief van vijf, omdat hij ingreep in het werk van de andere kopiisten. Hij schreef alle teksten na de Lanceloet alleen af. Er is veel en vaak gespeculeerd over de werkverhouding van de compilator en kopiist B. Gaat het om twee onafhankelijk van elkaar werkende figuren, om twee personen die in nauw overleg samenwerkten of om een en dezelfde persoon?2
Walewein ende Keye sloot aanvankelijk direct aan op de Wrake van Ragisel, een tekst die door terugwijzingen goed verbonden is met de kernteksten, en dus al in een vroeg stadium tot het concept van de codex moet hebben behoord. Walewein ende Keye, Witte Voet en Torec zijn in een keer na de Wrake ingevoegd.3 De Ridder metter Mouwen is in een later stadium tussen de Wrake en Walewein ende Keye geplaatst.
Van verschillende romans die in de Lancelotcompilatie zijn opgenomen weten we dat het bewerkingen zijn van eerdere romans. Zo zijn van de Wrake van Ragisel ruim 1000 verzen van een oudere versie overgeleverd, die als basis heeft gediend voor de tekst in de Lancelotcompilatie. Ook van de Perchevael, Moriaen en de Ridder metter Mouwen zijn fragmenten van oudere versies bekend. Uit een vergelijking van compilatieteksten en fragmenten blijkt dat de romans zijn bewerkt om ze inhoudelijk en vooral qua vorm beter te laten aansluiten bij de entrelacement-structuur van de driedelige kern, Lanceloet-Queeste-Arturs doet.4 Zo zijn er bijvoorbeeld hoofdstuktitels en overgangsformules ingevoegd en is er in verschillende gevallen een afwisseling van verhaaldraden gecreëerd. De compilator heeft de romans bekort, maar ook uitgebreid met nieuwe episoden van eigen vinding. Ook voor de teksten waarvan geen eerdere versie bewaard is gebleven, zoals Witte Voet en Torec, is betoogd dat ze een soortgelijk bewerkingsproces hebben ondergaan.5
Jonckbloet was de eerste die suggereerde dat ook Walewein ende Keye enigszins gewijzigd zou kunnen zijn om de tekst in te passen in het grotere geheel van de compilatie.6 Ook Janssens gaat, we zijn dan wel ongeveer honderd jaar verder, uit van bewerking: ‘Walewein ende Keye [….] toont duidelijke sporen van een drastische bekorting’, maar geeft verder geen argumenten ter ondersteuning van deze uitspraak.7 Frank Brandsma heeft echter geopperd dat Walewein ende Keye speciaal voor de compilatie geschreven zou kunnen zijn en dus niet bewerkt zou zijn.8 Op grond van inhoudelijke kenmerken, maar ook door middel van een vergelijking met de werkwijze van de compilator in de andere ingevoegde romans valt aannemelijk te maken dat ook Walewein ende Keye een bewerking van een oudere roman geweest moet zijn die door de compilator is aangepast om hem hem in te voegen in de context van de Lancelotcompilatie.9
Avonturen in ijltempo
Uit het onderzoek naar de ingevoegde romans is gebleken dat de compilator de in te voegen romans bekortte tot een relaas waarin het vooral leek te gaan om de hoofdlijnen. Soetje Oppenhuis de Jong heeft aangetoond dat de Perchevael ten opzichte van de Middelnederlandse vertaling die fragmentarisch is overgeleverd, met zo’n 60-70% is bekort.10 Opvallend is dat niet in alle episoden evenveel is gesnoeid. Het minst bekort lijken passages waarin Walewein schittert, bijvoorbeeld in het duel te Scaveloen, en waarin zijn hoofsheid of de hoofse bejegening die hem ten deel valt worden beschreven. Ook de Wrake van Ragisel is vermoedelijk met ongeveer 70 % bekort. Herhalingen, beschrijvingen en zaken die niet direct van belang waren voor het handelingsverloop zijn weggelaten. Andere tekstgedeelten werden geparafraseerd.11 De manier van bekorten door de compilator is kenmerkend. Hij veroorloofde zich drastische ingrepen, maar gunde zich niet de tijd om de context met de veranderde situatie in overeenstemming te brengen. Als gevolg van die snelle werkwijze bevatten verschillende romans behoorlijk veel slordigheden en inconsequenties.12
Een van de meest opvallende kenmerken van Walewein ende Keye is het rappe tempo waarin het ene na het andere avontuur van Walewein wordt afgewikkeld. De roman maakt daardoor een zeer gecondenseerde indruk. Het accent ligt op de actie en dan vooral op de zeer gestandaardiseerde gevechtshandelingen van Walewein. Verschillende keren is die eenzijdige nadruk op de handeling en de daarmee gepaard gaande snelle afwikkeling van de gebeurtenissen zelfs hinderlijk. Een voorbeeld biedt hoofdstuk IX waarin Walewein twee gyganten verslaat. Na de gevechten met de reuzen gaat Walewein op weg naar hun burcht om de wonderzalf op te halen, die daar in een gouden doosje bewaard wordt door de hofmaarschalk van het kasteel. Op zeer snelle wijze geraakt Walewein binnen. Hij ondervindt geen enkele hinder van de twee leeuwen en twee luipaarden die aan weerszijden van de poort liggen (en waar niemand levend voorbij kon komen) en de poort zelf, vermoedelijk een door water aangedreven mechanisme met ronddraaiende zwaarden blijkt een wel heel gemakkelijke toegangsweg:
Her Walewein es ter slusen gegaen
Ende stac die planke in daer saen
Ende dede dat water staen al stille
Ende ginc doe in na sinen wille.
(vs. 2612-2615)
De gebeurtenissen zijn zo beknopt weergegeven dat het moeilijk is er een voorstelling van te maken. We hebben hier wellicht te maken met een parafrase waarin alleen de hoofdlijnen zijn weergegeven.13 Het contrast met enkele andere episoden in de roman, waarin wel aandacht wordt besteed aan details, is groot. Te denken valt bijvoorbeeld aan de gedetailleerde beschrijving van het portret van de gravenzoon en bijvoorbeeld aan het slottoernooi, de langste episode van de roman, waarin de prestaties van Walewein en zijn gezellen op het slagveld breed worden uitgemeten. Er is in die laatste episode zeer veel aandacht voor de strategie die Walewein heeft bedacht om de koning van Arragon te verslaan.
Vergelijken we deze observaties met betrekking tot Walewein ende Keye met de conclusies die uit het onderzoek naar bijvoorbeeld de Perchevael en de Wrake naar voren zijn gekomen, dan zijn er veel overeenkomsten te zien. Er wordt op verschillende plaatsen in Walewein ende Keye zo beknopt en slordig verteld, dat het verhaal lastig te volgen is. Andere passages, met name die waarin Waleweins heldendaden of hoofsheid worden beschreven, zijn wel tot in details uitgewerkt. Vermoedelijk is Walewein ende Keye net als de andere ingevoegde romans bekort en heeft, net als in de Perchevael en de Wrake die bekorting niet overal op gelijke schaal plaatsgevonden.14
Het avontuur van Keye
De compilator van de Lancelotcompilatie bekortte de te interpoleren romans niet alleen, hij voegde ook episoden toe en paste de vertelwijze aan door de romans met overgangsformules en hoofdstuktitels een entrelacement-structuur te geven. De kapittelopschriften moeten soms pas tijdens het werk verzonnen zijn en maken veelal een ondoordachte indruk.15 Een voorbeeld is te vinden in de Ridder metter Mouwen, waar de compilator zich tijdens het schrijven realiseert dat niet vier ridders gevangen zijn, zoals de door hem toegevoegde hoofdstuktitel vermeldt, maar dat er een vijfde ridder, namelijk de vader van de held ook in het gezelschap verkeerde.16 Walewein ende Keye vormt geen uitzondering. De tekst heeft een indeling in hoofdstukken die zijn aaneengeschakeld door overgangsformules op de wijze van de driedelige kern. Deze indeling is echter slordig uitgevoerd. Zo heeft Waleweins eerste avontuur geen hoofdstuktitel en is in de Keyehandeling een van de titels onjuist. Zo luidt de titel van hoofdstuk V: Hoe Keye ende al sine gesellen worden gevaen. Uit het verhaal blijkt echter dat vier gezellen van de hofmaarschalk aan Brandesioen en zijn helpers weten te ontsnappen en hun vrienden en leider bevrijden. In de Waleweinhandeling zijn de aangebrachte overgangsformules louter ornamenteel. Ze markeren immers geen overgang naar een ander personage. Voor het avontuur van Keye is dit, gezien de entrelacement-structuur anders. Het avontuur wijkt qua sfeer en personagetekening af van de Waleweinavonturen en het is daarom denkbaar dat het geheel of gedeeltelijk uit de pen van de compilator is gevloeid. De verkeerde hoofdstuktitel biedt een aanwijzing voor aanpassingen door de compilator in deze episode.
Ook in andere ingevoegde romans heeft de compilator de entrelacement-vertelwijze gebruikt om eigen episoden in te voegen.17 In de Perchevael bijvoorbeeld, vervlocht hij nieuwe episoden met de avonturen van Walewein op de wijze zoals dat in de driedelige kern van de compilatie gebeurde.18 Personages als Agravein, Ywain, Gariët, Mordret, Girflet en Acglavael, die in het origineel niet voorkomen, spelen in de compilatieversie van deze roman een rol. Enkelen van hen komen ook voor in het avontuur van Keye in Walewein ende Keye.
De Wrake van Ragisel lijkt de meeste overeenkomsten met Walewein ende Keye te vertonen. In deze roman is een avontuur ingevoegd waarin Keye een grote rol speelt.19 Ook dit avontuur is gestructureerd volgens de principes van het entrelacement. Gariët, Waleweins broer, speelt de hoofdrol. Zijn tegenspeler is Keye, die negatief wordt neergezet en in een tweegevecht op smadelijke wijze wordt verslagen. De manier waarop de hoogmoedige Keye in het stof moet bijten, heeft dezelfde komische toets als de nederlaag van de hofmaarschalk bij de burcht van Brandesioen.20
Interessant is ook het slot van de Keyehandeling, ook daar lijken we de hand van de compilator te herkennen. De ontsnapte hofmaarschalk en zijn vrienden verschuilen zich in een kasteel in de buurt van Arturs residentie, nabij Cardeloet.21 Daar wachten ze verdere gebeurtenissen af. Vervolgens wordt verteld dat Keye erop hoopt dat de koningin een goed woordje voor hem zal doen bij Artur (vs. 1828-30). Dit komt nogal onverwachts, omdat de koningin in de eerste hofepisode nog zeer duidelijk blijk geeft van haar negatieve gevoelens ten opzichte van de hofmaarschalk: Si vloecte Keyen utermaten (vs. 179). De lezer van de compilatie als geheel kan de verwachtingen van Keye beter plaatsen.22 Zowel in de Wrake van Ragisel als in de Ridder metter mouwen, romans die in de compilatie aan Walewein ende Keye voorafgaan, wordt verteld dat Keye een oom van de koningin is.23 Dit gegeven komt in geen enkele andere traditie voor en staat in passages die de signatuur dragen van de compilator. De familierelatie is vrijwel zeker door hem bedacht. In de expositie van Witte Voet komt de compilator terug op Keyes verwachtingen in Walewein ende Keye. Hij stond namelijk voor een probleem. Omdat de hofmaarschalk aan het einde van Walewein ende Keye is weggevlucht, moest hij een verklaring geven voor de prominente aanwezigheid van Keye in de expositie van deze tekst. Hij voegt daarom enkele regels toe, waarin hij verklaart dat de koningin Keye inderdaad heeft verzoend met Artur en Walewein, ook al is die verzoening niet beschreven.24
Op grond van de verschillende overeenkomsten tussen de Keyehandeling en andere avonturen die door de compilator zijn bewerkt of geïnterpoleerd in de ingevoegde romans is waarschijnlijk dat ook het avontuur van Keye geheel of gedeeltelijk door de compilator is ingevoegd. Het resultaat van die veronderstelde interpolatie is in de eerste plaats dat de structuur van de roman beter in overeenstemming is gebracht met die van de trilogie. Ten tweede bood de invoeging de mogelijkheid om de reeds aanwezige polarisatie tussen de twee centrale karakters aan te scherpen en Keye als avonturenridder op te voeren als tegenpool van Walewein.
De terugkeer van Keye
In de Wrake van Ragisel is er niet alleen een avontuur van Keye toegevoegd, maar heeft de compilator ook het slot omgevormd en de roman laten eindigen in een anti-Keye stemming.25 Walewein ende Keye eindigt met de afstraffing van Keye en de roman heeft daarmee een slotakkoord dat lang naklinkt. Als het inderdaad zo is dat de compilator het avontuur van Keye en zijn vrienden invoegde, dan is het denkbaar dat hij de hofmaarschalk ook in de slotpisode wilde opvoeren als contrastfiguur en dat hij daartoe het einde van de roman heeft bewerkt. Er zijn verschillende argumenten die deze hypothese ondersteunen. Een verhaaltechnische onvolkomenheid is de onverwachte terugkeer van Keye en zijn vrienden. Artur moet nog denken dat de hofmaarschalk in de kerker bij Brandesioen zit en toch maakt de hofmaarschalk zijn opwachting aan het hof. De terugkeer is dus binnen de verhaalgrenzen niet gemotiveerd. Bovendien is ze volkomen zijnloos: na zijn nederlaag en ontsnapping bevindt Keye zich immers in dezelfde positie als aan het einde van de Keyehandeling. In de nabijheid van het hof wacht hij verdere gebeurtenissen af en geneest hij van zijn verwondingen. Een ander argument voor de veronderstelling dat de terugkeer van Keye en zijn vrienden secundair zou zijn, biedt de hoofdstuktitel van de slotepisode. Er lijkt daarin aanvankelijk geen rekening met de terugkeer gehouden te zijn. Het kapittelopschrift van het laatste hoofdstuk luidt: Hoe si alle quamen te hove die hi verwonnen hadde ende van Keien.26 Het laatste gedeelte ende van Keien is geschreven in een lichtere kleur inkt en lijkt later toegevoegd.
Mogelijkerwijs heeft de compilator de zinloze terugkeer met de afstraffing van de hofmaarschalk toegevoegd om de roman net als de Wrake aan het einde een extra anti-Keye-accent te geven. Zo is de in de expositie en de avonturen aanwezige oppositie doorgetrokken tot in het slot van de roman. Een andere reden kan zijn dat de compilator het katern met Walewein ende Keye helemaal wilde vullen. Zonder de terugkeer en ontsnapping van de hofmaarschalk zou op het laatste folium van het katern anderhalve kolom onbeschreven gebleven zijn. In het onderzoek naar de andere ingevoegde romans is betoogd dat de compilator ernaar streefde romangrenzen en katerneinden samen te laten vallen. Het is in dat licht opvallend dat verschillende teksten juist aan het einde bekort lijken, zoals de Moriaen, of uitgebreid met nieuwe episoden, zoals bijvoorbeeld de Wrake en mogelijkerwijs Torec.27 Er is reden om aan te nemen dat ook het slot van Walewein ende Keye soortgelijke veranderingen heeft ondergaan.
De conclusie van een onderzoek naar mogelijke bewerking van Walewein ende Keye is dat de roman waarschijnlijk flink aangepast is door de compilator van de Lancelotcompilatie. Bij de opname in het handschrift is de tekst deel geworden van een groter en complex geheel, waardoor de roman mogelijk andere thematische accenten kreeg. In de overgeleverde versie gaat de aandacht vrijwel exclusief uit naar het contrast tussen de twee hoofdpersonen, mogelijk omdat Keye een grotere rol is gaan vervullen. Deze accentuering is functioneel in de context van de Lancelotcompilatie. De compilator kon een roman met een positieve Waleweinfiguur goed gebruiken om zijn eigen visie op dat personage te ondersteunen. Deze visie is een geheel andere dan die in de kern van de compilatie. In de drie delen Lancelot-Queeste vanden Grale en Arturs Doet wordt Walewein in toenemende mate kritisch beschreven, met als dieptepunt zijn rol van veroordeelde zondaar in de Queeste. De compilator voegde romans met een positieve Walewein in om dit beeld van de held te corrigeren.28 Bovendien paste hij in verschillende ingevoegde romans de personagetekening aan ten faveure van Walewein. Het is niet uit te maken in hoeverre hij dat voor Walewein ende Keye ook heeft gedaan. Het is niet onmogelijk dat in een oudere versie van de roman meer aandacht bestond voor humor of ironie met betrekking tot de nederige handelwijze van de held (zie het stuk over de thematiek). De compilator had in ieder geval een zwak voor Arturs neef; juist in de ingevoegde romans na de Queeste van den Grale heeft hij de negatieve trekken van de hofmaarschalk aangezet, zodat hij zondebok en tegenpool kon worden van de door hem geïdealiseerde Walewein.