eLaborate
::: eLaborate options :::
    Zoeken



    Ga naar versnummer

    (1 - 3664 / 18603 - 22266)

    Zoekformulier

    Zoeken in alle tekst

    Zoekbereik

    Doorzoek site
    Doorzoek huidige map

    Tekst



    Structuur en personagetekening

    De eerste hofepisode
    De avonturen van Walewein
    De belevenissen van Keye
    De slotepisode

    De onbetwiste hoofdpersoon van Walewein ende Keye is Arturs neef, Walewein. Daarmee is de roman te classificeren als Waleweinroman.1 Enkele voorbeelden van dit type Arturroman zijn de Roman van Walewein, geschreven door de Vlamingen Penninc en Pieter Vostaert, de Wrake van Ragisel, maar ook anderstalige teksten als de Oudfranse l’Atre périlleux, de Middelhoogduitse Diu Crône en de Engelse Sir Gawain and the Green Knight behoren tot dit type. Deze romans zijn alle in meer of mindere mate beïnvloed door de Conte du Graal van Chrétien de Troyes, geschreven omstreeks 1190 voor de Vlaamse graaf Filips van de Elzas. Dit onvoltooide meesterwerk is de eerste roman waarin de neef van Artur, Gauvain, een lange reeks eigen avonturen beleeft, naast die van de held, Perceval.
                In Walewein ende Keye heeft Walewein een tegenspeler in de persoon van de hofmaarschalk Keye. Beide personages beleven avonturen in de wereld buiten het hof. De twee reeksen avonturen wisselen elkaar af in een eenvoudige entrelacement-structuur, waarin Walewein en Keye afwisselend in beeld gebracht worden. De avonturentocht van Walewein wordt in twee delen beschreven. Nadat hij drie avonturen heeft beleefd en geneest van zijn verwondingen, opgelopen in het gevecht met de draak, keert het verhaal terug naar de hofmaarschalk die eveneens het hof verlaten heeft. Keyes tocht eindigt in een mislukking. Als Keye de verdere gebeurtenissen afwacht in de omgeving van het hof, richt het verhaal zich weer op Walewein die een tweede reeks succesvolle avonturen beleeft. De twee hoofdpersonen komen in de laatste episode van de roman weer terug aan het hof. Deze afwisseling van verhaaldraden nodigt uit tot vergelijking van de twee avonturentochten, temeer omdat beide hoofdpersonen zowel in hun avonturen als aan het hof worden beschreven als tegenpolen. Hun oppositie vormt het basisprincipe voor de structuur van de roman, die daarom terecht genoemd is naar beide personages:Walewein ende Keye.

    De eerste hofepisode
    Walewein ende Keye opent met een traditionele scène: koning Artur houdt op feestelijke wijze hof te Kardoel. Walewein is door de koning benoemd tot landvoogd en is daarmee na Artur de machtigste man aan het hof. Waarom de koning deze beslissing heeft genomen, blijft onduidelijk. In de meeste Arturromans dient er zich na de beschrijving van de festiviteiten een avontuur aan. Gewoonlijk is dit avontuur afkomstig uit de wereld buiten het hof. In Walewein ende Keye is de situatie anders. Er is geen interventie van buiten: de hofgemeenschap komt in beweging vanwege een conflict tussen Arturs neef Walewein en de hofmaarschalk Keye, dat zich geheel binnen de muren van de hofresidentie afspeelt. Walewein, die door de beschuldiging van Keye publiekelijk in zijn eer is aangetast, ziet zich genoodzaakt het hof te verlaten. Hij belooft niet eerder terug te keren dan wanneer hij heeft volbracht waarvan Keye hem beschuldigde.
                In veel Arturromans spelen Walewein en Keye een rol tegen de achtergrond van de ontwikkeling van een jonge, onervaren hoofdpersoon. De Conte du Graal is het prototype voor romans van dit type. Keu (Keye) verjaagt met zijn spottende woorden de jonge held Perceval van het hof en de hoofse Gauvain treedt op als beschermer, die de held meevoert naar het hof en zorgt voor diens integratie in de Arturwereld. In Walewein ende Keye zijn de personages uit de achtergrond naar voren gehaald. De held is geen jonge nog onbekende hoofdpersoon, maar de ervaren Walewein. Als gevierde held maakt hij geen ontwikkeling door. De auteur heeft in plaats daarvan de schitterende reputatie van Arturs neef tot het eigenlijke onderwerp van zijn roman gemaakt.
                Een andere vernieuwing is dat de rol van Keye een grote verandering heeft ondergaan. De hofmaarschalk is met zijn beschuldiging de motor van het verhaal. Hij is niet de spotter met de vlijmscherpe tong, die ervoor zorgt dat de jonge held uittrekt om zich te bewijzen, maar een jaloerse intrigant, die de succesvolle Walewein met een valse beschuldiging in een kwaad daglicht probeert te stellen.
                De tegenstelling tussen Walewein en Keye is in de eerste hofepisode ook in ruimtelijk opzicht doorgevoerd. In de publieke ruimte van het hof brengt Keye zijn snode plannen ten uitvoer, terwijl Walewein zich in de kerk bevindt, waar hij in eenzaamheid tot God bidt. Even later aan het hof gaat het om zijn eer en publieke reputatie, die door de beschuldiging door Keye zijn aangetast. De koning, die Walewein even daarvoor nog had benoemd tot landvoogd, lijkt te twijfelen aan de onschuld van zijn neef: Neve, hoe es dit comen? (vs. 97). Walewein verdedigt zich tegen de beschuldiging van hoogmoed, maar vertrekt toch omdat zijn eer is aangetast. Hij begeeft zich in de buitenwereld, alleen, erop vertrouwend dat God hem een verdiend aantal avonturen zal bezorgen: Mijns gescie dat God gebiet (vs. 156).
                Waleweins afscheid is een collectief gebeuren. De koningin en de ridders rouwen om zijn vertrek en het wordt duidelijk dat hij gezien wordt als een vaderfiguur en een voorbeeld voor allen. Walewein stuurt twee schildknapen, die hem een eindje vergezellen terug naar het hof met de boodschap de koningin en alle aanwezigen te groeten behalve Keye en zijn gezellen. Dit motief komt ook voor in romans als de Conte du Graal, waarin de wraak op de hofmaarschalk een van de doelen van de jonge held is. In Walewein ende Keye verlaat de ervaren Walewein het hof om zijn goede naam te zuiveren en te bewijzen dat de beschuldiging door Keye vals was. Enerzijds moet hij daarvoor laten zien dat hij niet hoogmoedig is, anderzijds is hij genoodzaakt publiekelijk aan te tonen dat hij de meeste avonturen zal kunnen beleven.

    De avonturen van Walewein
    De avonturen die Walewein beleeft, kenmerken zich door een uitermate gelijkvormige opbouw. Walewein wordt vrijwel steeds geconfronteerd met mensen in nood, met een niet-hoofse situatie, met een vorm van inordinatio, die vraagt om ingrijpen door een held. Wanneer de tegenstander op het toneel is verschenen, probeert Walewein hem met argumenten van zijn onhoofse handelwijze af te brengen. De tegenstander gaat hier niet op in, waarop een zwaar gevecht volgt. De gevechten zijn op eenzelfde manier gestructureerd: eerst nemen de ridders hun toevlucht tot de lans, en als die breekt stijgen ze af en wordt de strijd voortgezet met het zwaard. Wanneer Walewein uiteindelijk op het punt staat de tegenstander te onthoofden, vraagt deze genade met een gebaar van overgave. Walewein zegt dit toe op voorwaarde dat de ander zijn slechte gedragingen opgeeft en bovendien plechtig belooft zich met al zijn manschappen naar Kardoel te begeven om daar, rond Sint-Jansdag (een jaar na de beschuldiging door Keye) op hem te wachten.
                Sommige tegenstanders hebben hier bezwaar tegen. De hertog, bijvoorbeeld, protesteert luidkeels. Vast element is vervolgens dat de overwonnenen naar Waleweins naam vragen. Dit motief, voor het eerst gebruikt in de Conte du Graal, komt in veel romans voor. Walewein heeft de hoofse gewoonte zich altijd bekend te maken, ook al is hij hiertoe niet verplicht en zelfs als het noemen van zijn naam een dodelijk gevaar oplevert. De auteur van Walewein ende Keye kende dit motief en laat Walewein zijn gewoonte uitleggen: In ward ni so dorper no so vilain/ Dat ic mins namen lochende ie (vs. 721-722). In de Conte du Graal raakt Walewein verschillende keren in moeilijkheden als zijn identiteit bekend wordt.2 In Walewein ende Keye is het effect totaal anders: de tegenstanders verklaren onmiddellijk gehoor te zullen geven aan zijn verzoek en tonen grote vreugde door niemand minder dan door Walewein, Arturs neef, overwonnen te zijn.
                Dat Walewein zijn tegenstanders vraagt zich als gevangene te melden bij het hof is een motief dat vermoedelijk ontleend is aan de Conte du Graal of aan verwante romans als de Fergus/Ferguut. Nieuw is echter dat de getuigen van Waleweins daden als het ware worden opgespaard en zich allemaal tegelijk aan het hof melden. Het massale eerbewijs van zijn tegenstanders en hun duizenden manschappen dat Walewein zo goed gepland heeft, maakt zijn succesvolle rentree nog mooier. Bovendien is op overtuigende wijze ‘ad oculos’ het bewijs geleverd dat Walewein inderdaad de beste avonturenridder is.3
                Bij nadere bestudering blijkt dat de zeven avonturen van Walewein niet alleen een hechte interne structuur hebben, maar dat ze ook een oplopende moeilijkheidsgraad hebben: de tegenstanders worden steeds sterker en machtiger. Dit principe van de zogenoemde ‘Steigernde Reprise’ komt in veel Arturromans voor en het illustreert de ontwikkeling van de held.4 Omdat Walewein al van meet af aan wordt voorgesteld als ideale ridder, gaat het bij hem veeleer om een climax: zijn kwaliteiten worden in steeds moeilijker situaties getoond, met als hoogtepunt het laatste en langste avontuur van de roman. Walewein excelleert er in een massaal toernooi waarin de nadruk ligt op zijn eigenschappen als strateeg en legeraanvoerder. Omdat hij moreel gezien op een hoger niveau staat dan de twee machtige koningen, kan hij de twee vijanden met elkaar verzoenen.
                Een opvallend aspect van al Waleweins avonturen is de nadruk op het mannelijke perspectief. Vrouwen, de koningin incluis, verdwijnen na een kort optreden weer snel uit het zicht. De zuster van Gorlemant verklapt bijvoorbeeld het geheim van haar broer en bezorgt haar gast de overwinning. Zij raakt zeer op Walewein gesteld, maar als ze haar functie heeft vervuld, komt ze niet meer in het verhaal voor. Walewein toont geen enkele interesse in vrouwen, ook al dienen zich voldoende mogelijkheden voor een relatie aan. Zo zoekt hij bijvoorbeeld geen toenadering tot de jonkvrouw van Normendie, die haar door Walewein verslagen geliefde Morilagant achter heeft gelaten en met Walewein meereist. Sterker nog, als ze onderdak krijgen op een kasteel, maakt Walewein aan zijn gastheer kenbaar dat deze jonkvrouw alleen moet slapen en niet het bed met hem zal delen. De auteur verwijst hiermee vermoedelijk impliciet naar de Franse traditie, waarin Gauvains voorkeur voor kortstondige relaties met vrouwen dikwijls het onderwerp is van ironie.5 Masculiene kameraadschap is wel een belangrijk thema in de roman. Een voorbeeld is de vriendschap met de jonge, sympathieke zoon van de graaf, die in vergelijking met andere bijfiguren een grote rol speelt.6 Ook de wederzijdse trouw tussen Walewein en zijn paard Gringalet, die vooral in het derde hoofdstuk van de roman is beschreven, kan gezien worden als een voorbeeld van masculiene vriendschap. Deze vriendschapsband doet denken aan de compagnonnage van held en paard in de chansons de geste.7

    De belevenissen van Keye
    Ook Keye vertrekt. In de meeste andere romans blijft hij in de nabijheid van het hof, maar in Walewein ende Keye heeft hij zijn eigen, uitgebreid verteld avontuur. Dit avontuur speelt zich tegelijkertijd af met de belevenissen van Walewein. Deze eenvoudige entrelacement-structuur nodigt ertoe uit de beide avonturentochten met elkaar te vergelijken.
                In de beschrijving van het vertrek van Keye wordt al duidelijk dat de twee ridders elkaars tegenpolen zijn en dat ook hun avonturentochten tegengesteld zijn uitgewerkt. Keye vertrekt ongezien, hemelijc (vs. 1103) met zijn twintig gezellen, terwijl Walewein zich alleen in de buitenwereld begeeft en een treurende hofbevolking achterlaat. Keye en zijn vrienden spelen vals en willen gezamenlijk zoveel mogelijk avonturen beleven met de bedoeling Walewein schade te berokkenen en daarom verlaten ze ongezien het hof. De hofmaarschalk houdt er bovendien bijzonder onridderlijke principes op na: Laet ons te gadere varen/ Ende niemanne die wi vinden sparen. (vs. 1107-1108). Hier kan natuurlijk geen beloning in de vorm van avonturen tegenover staan. Terwijl Walewein in de eerste week van zijn tocht drie succesvolle avonturen beleeft, rijden Keye en zijn vrienden rond zonder ook maar één avontuur te vinden.
                Dan arriveert de groep bij de burcht van Brandesioen en zijn schildknaap Brandesier. De gebeurtenissen die zich vervolgens bij het kasteel afspelen vormen in vele opzichten het tegenovergestelde van de succesvolle handelwijze van Walewein. Wanneer de schildknaap aan Keye vraagt om zich bekend te maken, wordt de hofmaarschalk kwaad en weigert hij. De suggestie is dat hij zich ervan bewust is dat zijn slechte naam als verdorven Arturridder ook tot de buitenwereld is doorgedrongen. Hoewel het verzoek van Brandesioen ongewoon is, is het alleszins redelijk: de kasteelheer is, zo blijkt later, in een vete verwikkeld en het toelaten van een grote groep onbekende ridders houdt dan een risico in.
                Walewein treedt zijn tegenstanders steeds hoofs en verbaal vaardig tegemoet; Keye is buitengewoon grof. Hij scheldt Brandesier uit en neemt daarbij zijn toevlucht tot pure schuttingtaal: Quade besceten horstront! (vs. 1142). Traditioneel is Keye een spotter en een kwaadspreker, maar in Walewein ende Keye maakt hij zich schuldig aan een heel ander soort male langue dan in andere Arturteksten. In het gevecht dat volgt leidt Keye een smadelijke nederlaag. Hij meent het tegen de kasteelheer op te nemen, maar wordt op betrekkelijk eenvoudige wijze verslagen door Brandesier. In andere teksten delft Keye diverse malen het onderspit tegen nieuwelingen in de ridderwereld, zoals Perceval of Ferguut, maar nog nooit was de vernedering zo groot dat hij door een schildknaap zonder ridderstatus verslagen werd.
                De kasteelheer, die met behulp van de verraderlijke vrienden van Keye overmeesterd is, wordt als gevangene naar Artur gezonden. Net als Walewein stuurt ook de hofmaarschalk dus een getuige van zijn daden naar de koning, maar Brandesioen kan slechts melding doen van een wandaad. De ene, ten onrechte gevangengenomen tegenstander van Keye steekt schril af bij de grote mensenmassa die zich aan het einde van de roman op verzoek van Walewein aan het hof meldt.
                Als verteld is dat de gezellen van Keye de burcht met daarbinnen hun gevangen leider belegeren, verandert de structuur van de Keyeverhaalstreng ingrijpend en komen er twee groepen van vier ridders afwisselend in beeld op de manier zoals dat gebruikelijk is in de Arturromans in proza en zo ook in de kerndelen van de Lancelotcompilatie. De structuur wijkt daarmee sterk af van de Waleweinhandeling. De camera wordt eerst gericht op Brandesioen en de vier Arturhelpers. Deze vier ridders zijn geen onbekenden: Gariët, Lyoneel, Hestor en Acglavael spelen al een rol in de Lanceloet in de Lancelotcompilatie. Als de helpers hun werk gedaan hebben keren ze terug naar het hof en vertellen over de vernedering van de hofmaarschalk. Hun tocht wordt niet beschreven. De vier gezellen van Keye die erin slagen uit handen van de Arturhelpers te blijven worden wel gevolgd. Twee van hen worden ook bij naam genoemd: Drauwedoen en Lichanor. Dit zijn eigennamen die in deze vorm nergens anders voorkomen, maar die mogelijk ontleend zijn aan de namen van twee personages uit de Wrake, de tekst die in de compilatie vlak voor Walewein ende Keye is ingevoegd.8 De tocht van de vier vrienden wordt in zeer rap tempo verteld en maakt een rommelige indruk. De vrienden weten uiteindelijk de kasteelheer Brandesioen met een list om de tuin te leiden en Keye en de anderen te bevrijden. Pinksteren nadert, zo meldt Keye aan zijn vrienden en de groep vertrekt naar een burcht in de buurt van de hofresidentie om de verdere gebeurtenissen af te wachten. Al met al is er met deze nutteloze gebeurtenissen bijna een jaar verstreken.

    De slotepisode
    Waleweins tegenstanders komen allemaal tegelijk naar Arturs hof. In de meeste Arturromans arriveren de verslagen tegenstanders van de held na elkaar om te getuigen van de steeds zwaarder wordende avonturen van de held. In Walewein ende Keye maakt de gelijktijdige aankomst van zovelen een enorme indruk, ook omdat er op een beeldende wijze wordt verteld.
                In de volgorde waarin ze verslagen zijn, arriveren de tegenstanders, precies op Sint-Jansdag, bij de residentie. Ze hebben allen hun manschappen meegebracht. Hoe machtiger de tegenstanders, hoe meer manschappen zich verzamelen. De twee koningen uit de slotepisode hebben samen maar liefst tienduizend man op de been gebracht. Wanneer Artur ziet dat er een tentenkamp wordt opgeslagen voor zijn kasteel, vreest hij belegerd te worden door een vijand, en stuurt hij Perceval en Ywein, twee helden uit romans van Chrétien, uit om informatie in te winnen. Het gebruik van dramatische ironie (de lezer/luisteraar weet immers dat de vrienden van Walewein geen bedreiging vormen, integendeel) geeft de slotepisode een humoristische toets. Op overtuigende wijze bewijst Walewein dat hij de meeste avonturen heeft beleefd. Er verschijnen zelfs reuzen en machtige koningen aan het hof om te getuigen van zijn daden.
                De tegenstanders geven zich vervolgens gevangen. Dan arriveert er een bode van Walewein, die zijn komst aankondigt. Hij heeft precies dit moment afgewacht. Het hele hof trekt uit om Walewein te verwelkomen en de koning toont grote blijdschap over de terugkeer van zijn neef. Er wordt een schitterend feest gevierd. Walewein vergeet niet de graaf en zijn zoon alle mogelijke eer te bewijzen en treedt ook nog op als relatietherapeut voor zijn tegenstander Morilagant en diens vriendin. Zijn successen komen direct het koninkrijk ten goede: de tegenstanders schenken hun land aan de koning om het in leen weer terug te ontvangen. Walewein heeft dus bijgedragen aan de consolidatie van het Arturrijk, waarvan hijzelf plaatsvervangend bestuurder is.
                Het contrast met de terugkeer van Keye is groot. Als het verhaal eigenlijk al is afgelopen ontvangt men de boodschap dat Keye zijn opwachting zal maken. Keye is te laat: Sint-Jansdag is al voorbij. Het is een compositorische fout dat Artur zich er niet over verbaast dat Keye aan het hof verschijnt. Het laatste nieuws was immers dat ze bij Brandesioen gevangen waren en dat ze daar zouden blijven totdat hijzelf bevel zou geven om hen vrij te laten. De koning weet dus niet dat ze door een list zijn vrijgekomen. Bovendien was aan het slot van de Keyeverhaalstreng gemeld dat de hofmaarschalk in de nabijheid van het hof verbleef, hopend op een verzoening door de koningin. Daarvan is nog geen sprake geweest.
                Toch keert Keye terug naar het hof. Als de overwonnen tegenstanders van Walewein horen van de valse beschuldiging willen zij wraak nemen op Keye en daarmee hun genegenheid voor Walewein tonen. Keye wordt daarom aangevallen, waarbij de meest hoogmoedige van de tegenstanders, de hertog, zijn paard over de hofmaarschalk heen laat lopen, een grote vernedering. In de Conte du Graal leidt Keye een nederlaag tegen de jonge held, die daarmee een belangrijke stap in de richting van een volmaakt ridderschap zet. De hofmaarschalk wordt in Chrétiens roman zwaar gewond naar het hof gevoerd om daar te genezen. In Walewein ende Keye bevecht Walewein zijn tegenstander niet zelf — mogelijk omdat deze een collega van de Tafelronde is — en slaagt de zwaar gewonde Keye erin het hof te ontvluchten. Zijn komst is dus nutteloos geweest.
    Arturs reactie op de vlucht is, zowel binnen het verhaal als tegen de achtergrond van de traditie, verrassend. De helpers van Brandesioen drukte hij nog op het hart omzichtig met Keye en zijn vrienden om te springen en in de eerste hofepisode leek hij op de hand van de hofmaarschalk. Nu echter bewezen is dat Keye leugens heeft verteld, vervloekt hij zijn hofmaarschalk: Hi heeft menege quaetheit gedaen./Laettene ten duvelvolen gaen (vs. 3655-3656).
                In de meeste Arturromans speelt Keye een rol in de eerste hofepisode en heeft hij als hofmaarschalk een belangrijke functie aan het hof. Een Arturhof zonder Keye is een breuk in de traditie. Het kan zijn dat in Walewein ende Keye juist de machtspositie aan het hof op het spel staat. De functie van hofmaarschalk kon in de realiteit een brede invulling krijgen; het vervangen van de landsheer was een van de mogelijke taken.9 Kennelijk heeft Artur besloten dat Walewein de beste kandidaat is voor de bestuurlijke taken aan het hof. De jaloerse en hoogmoedige Keye heeft zich niet neergelegd bij deze beslissing. Uit de avonturentochten blijkt uiteindelijk dat Walewein terecht is benoemd tot plaatsvervanger van de koning vanwege zijn hoofse en verstandige optreden en zijn rol als strateeg en leider, met name in het laatste avontuur. Waleweins optreden vormt een groot contrast met het lompe en onridderlijke gedrag van de hofmaarschalk. In de strijd om een eervolle positie aan het hof moet de laatste dan ook logischerwijs het onderspit delven. Keye is niet langer onmisbaar. Dit is misschien de reden waarom Artur hem aan het einde van de roman zomaar van het hof kan weren.

    1
    Schmolke-Hasselmann heeft de Franse Arturromans in verzen ingedeeld in drie prototypen. De romans met Gauvain als enige protagonist behoren tot type 3. Zie Schmolke-Hasselmann 1998, p. 12-16.
    2
    Vgl. bijvoorbeeld de gebeurtenissen in Escavalon, Conte du Graal, ed. Méla 1994, vs. 5757 e.v., of de confrontatie met Greoreas; vs. 6979-7058.
    3
    In het stuk Thematiek in deze inleiding zal nader op dit massale eerbetoon worden ingegaan.
    4
    Vgl. Warning 1979, p. 34-36. Het overwinnen van steeds sterkere tegenstanders komt veelal voor in romans met een jonge, zich ontwikkelende held.
    5
    Vgl. Hogenbirk 1996.
    6
    De episode met de gravenzoon heeft invloed ondergaan van de Ferguut en mogelijk van de Conte du Graal. In beide Oudfranse romans wordt gastvrijheid verleend door een jonkvrouw. Vgl. Hogenbirk 2004, p. 63-67, Hogenbirk 2005, p. 16-19 Perry 2007, 48-52.
    7
    Zie Hogenbirk 2000b en Hogenbirk 2007.
    8
    Het gaat om Druidein en Licanor, zie register in Gerritsen 1963, dl. 2, p. 483-484. Er zijn sterke argumenten om te veronderstellen dat de Keye-episode is ingevoegd door de compilator van de Lancelotcompilatie (zie Walewein ende Keye in de Lancelotcompilatie). Mogelijk heeft de compilator zich bij de beschrijving van de optredende personages in deze episode laten inspireren door voorafgaande teksten uit de compilatie.
    9
    Vgl. Hogenbirk 2004, p. 34-36.

     
    [text]
    [text]
    [text]